Meester Johan Billiet, Billiet & Co Lawyers
Franchisegevers staan vaak huiverig tegen de aanwezigheid van een franchisevereniging. Zij vrezen een “wij” tegen “zij” confrontatie die een onbalans moet voorkomen tussen de “sterke” franchisegever en de “zwakke” franchisenemers. De “samen sterk” reflex van de franchisenemers zou zich richten tegen de franchisegever. Franchisenemers onderling zijn dan weer beducht dat “vriendjespolitiek” tussen de franchisegever en de overige leden van de franchiseraad hun persoonlijk zal benadelen.
Dergelijke vooringenomenheid is niet steeds ongegrond maar staat haaks op het principe dat franchisenemer en franchisegever samen winst beogen en dienen behandeld als echte partners. Ik denk bijv. aan de rekrutering van een nieuwe franchisenemer binnen het bestaande territorium van een andere franchisenemer. De naambekendheid van een ganse franchise kan perfect gebaat zijn met een bijkomende rekrutering. Het omzetverlies dat de bestaande franchisenemer dan leidt kan het voorwerp uitmaken van een directe financiële tussenkomst van de franchisegever, een herleiding van de royalties of een regeling die toelaat dat de nieuwe franchisenemer tijdelijk een deel van de royalties betaalt van de franchisenemer wiens territorium wordt aangetast. De franchisegever die deze conceptuele aspecten en toekomstige visie van de franchise het best kan vertolken zal veel verder komen dan degene die als een dictator optreedt.
Het standpunt “lees Uw contract en hou U eraan”, is in ons recht niet steeds zo duidelijk als de theorie. Heden ten dagen staat vrijwel in elke franchise overeenkomst een ontbindend beding waarbij ingeval van ernstige tekortkoming de overeenkomst met onmiddellijk ingang buitengerechtelijk kan worden beëindigd, staat een optie tot aankoop van het handelsfonds waarbij de overnameprijs meestal goedgunstig voor de franchisegever volgens bepaalde parameters zal verlopen, enz.
In het beste geval stelt de franchisenemer dan een tegenvordering. Ook de franchisegever gaat niet vrijuit. Het lot van het post contractueel beding komt op losse schroeven als de overeenkomst (ook) ontbonden wordt ten laste van de franchisegever. Deze kan zich immers niet beroepen op de eigen onrechtmatigheid en een clausule die niet geldt als de overeenkomst (ook) ten zijne lasten wordt ontbonden. En dan volgt de beslissing van de rechter. De praktijk leert dat rechtbanken wel eens terugvallen op de “goede trouw” vereiste en het contract gaan lezen en interpreteren op een wijze die soms verrassend kan zijn.
Juridische procedures kunnen dus het best worden vermeden. De uitkomst is niet steeds voorspelbaar. Gedingen kosten veel geld en leiden in het beste geval enkel tot imagoverlies van de keten maar dikwijls tot faillissement van een van de partners.
Het overlegplatform dat een franchiseraad biedt kan vele discussies voorkomen. Het kan bijdragen tot het succes van de formule waarbij eendrachtig de mededinging van derden wordt aangegaan. Uiteindelijk is dat toch het doel van de franchise waarbij partijen handelen als partners in profit. Komt de franchiseraad niet tot een regeling dan kan nog steeds bijstand worden gedaan op een gespecialiseerde advocaat-bemiddelaar.
Meester Johan Billiet
Billiet & Co Lawyers
FEB